1. De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie- en raadplegingsrechten van werknemers in verband met de grensoverschrijdende splitsing worden geëerbiedigd en worden uitgeoefend overeenkomstig het rechtskader van Richtlijn 2002/14/EG, en van Richtlijn 2001/23/EG wanneer de grensoverschrijdende splitsing wordt beschouwd als overgang van een onderneming in de zin van Richtlijn 2001/23/EG, en, indien van toepassing voor ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie, overeenkomstig het rechtskader van Richtlijn 2009/38/EG. De lidstaten kunnen besluiten de informatie- en raadplegingsrechten van de werknemers ook op werknemers van andere dan de in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2002/14/EG bedoelde vennootschappen toe te passen.
2. Niettegenstaande artikel 160sexies, lid 7, en artikel 160octies, lid 1, onder b), zorgen de lidstaten ervoor dat de informatie- en raadplegingsrechten van werknemers worden geëerbiedigd, ten minste voordat een besluit wordt genomen over het voorstel voor de grensoverschrijdende splitsing of, als dat eerder gebeurt, over het in artikel 160sexies bedoelde verslag, zodat de werknemers vóór de in artikel 160nonies bedoelde algemene vergadering een gemotiveerd antwoord ontvangen.
3. Onverminderd van kracht zijnde bepalingen of praktijken die gunstiger zijn voor werknemers, stellen de lidstaten de praktische regelingen vast voor de uitoefening van het recht op informatie en raadpleging overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2002/14/EG.